Atypische mycobacteriën: er zijn verschillende soorten mycobacteriën. Waarover spreken we eigenlijk?*

Luchtweginfecties zijn ‘dagelijkse kost’ in de pneumologie. Naast community-acquired infecties, infecties bij immunogedeprimeerde patiënten, infecties bij patiënten met een chronische ziekte van het ademhalingsapparaat en tuberculose kunnen ook atypische of niet-tuberculeuze mycobacteriën (NTM) een pneumonie veroorzaken, die klinisch een zware uitdaging kan zijn. Atypische mycobacteriën zijn geen strikte pathogenen van de mens, hun reservoir is de omgeving en over het algemeen veroorzaken ze geen infectie, maar in speciale omstandigheden bij patiënten met risicofactoren kunnen ze dat wel doen.

Al op het eind van de XIXe eeuw zijn atypische mycobacteriën geïdentificeerd in het dierenrijk en het milieu (1). Pas in 1950, nadat M. kansasii was teruggevonden bij patiënten met een klinisch beeld dat leek op tuberculose, is duidelijk geworden dat ze een directe oorzaak van infectie kunnen zijn (2). Later is vastgesteld dat het Lady Windermere-syndroom veroorzaakt wordt door M. avium (3), een mycobacterie die ook wordt teruggevonden bij aidspatiënten (4). Pas in 2007 hebben de American Thoracic Society (ATS) en de Infectious Diseases Society of America (IDSA) richtlijnen voor de behandeling van NTM-PD (non-tuberculous mycobacterial pulmonary disease) gepubliceerd (5).

Tot nog toe zijn > 200 soorten atypische mycobacteriën (andere mycobacteriën dan de bacil van Koch en Mycobacterium leprae) bekend (6). De virulentie is zeer variabel. Ze zitten vooral in het milieu, maar kunnen opportunistische infecties veroorzaken bij dieren en de mens (7). Over het algemeen worden ze niet overgedragen van mens op mens en zijn ze weinig gevoelig voor antibiotica (Tabel 1) (6).

Tabel 1: Vergelijking van niet-tuberculeuze mycobacteriën en M. tuberculosis.

“Atypische mycobacteriën zijn bij direct onderzoek niet makkelijk te onderscheiden van M. tuberculosis. Er zijn echter duidelijke verschillen in pathogeniciteit, wijze van overdracht en frequentie van infectie. In cultuur kan het onderscheid worden gemaakt op grond van de groeisnelheid (snel of langzaam) en 3 wijzen van pathogeniciteit: saprofyten, opportunistische kiemen en echte pathogenen (11)”, zegt prof. Van Braeckel.

*      Van Braeckel E. Non-tuberculous mycobacterial infections: state of the art. Meet the sponsor (Insmed) session at the Belgian Pneumology Days 2021

https://insmed.com/

    1. Johnson M, et al. J Thorac Dis. 2014 Mar;6(3):210-20.
    2. Buhler V, Pollak A. Am J Clin Pathol 1953; 23: 363-74.
    3. Reich J, Johnson R. Chest. 1992 Jun;101(6):1605-9.
    4. Horsburgh C. J Infect Dis. 1999 May;179 Suppl 3:S461-5.
    5. Griffith D, et al. Am J Respir Crit Care Med. 2007 Feb 15;175(4):367-416.
    6. McShane P, et al. Chest. 2015 Dec;148(6):1517-1527.
    7. Faria S, et al. J Pathog. 2015;2015:809014.
    8. Primm T, et al. Clin Microbiol Rev. 2004 Jan;17(1):98-106.
    9. Tortoli E. Clin Microbiol Infect. 2009 Oct;15(10):906-10.
    10. Van Soolingen D. J Intern Med. 2001 Jan;249(1):1-26.
    11. Johansen M, et al. Nat Rev Microbiol. 2020 Jul;18(7):392-407.

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.